Je bent goed zoals je bent. Aardig zijn is goed. Maar soms vind je iets niet leuk. Dat mag je ook zeggen. En daarna vindt de ander je nog steeds aardig.
Kleine kinderen mogen iedereen lief vinden. Dan is dat schattig. Als je groot bent, is dat niet meer schattig. Als je groot bent, moet je leren wie je familie is. Je moet leren wie je vrienden zijn. En je moet leren wie vreemden zijn. Familie en vrienden kan je een kus geven. Vreemden geeft je een hand. Zo zijn de regels.
Kleine kinderen mogen dat. Tieners mogen dat niet. Dat staat raar. Je kan niet iedereen knuffelen. Familie en lieve vrienden mag je een knuffel geven als ze komen. En als ze weggaan. Maar vreemden geef je een hand.